صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

winter te komen. U groet Eubulus, | fore winter. Eubulus greeteth en Pudens, en Linus, en Claudia, thee, and Pudens, and Linus, and en alle de broeders. Claudia, and all the brethren.

22 De Heere Jezus Christus zij met uwen geest. De genade zij met ulieden! Amen.

22 The Lord Jesus Christ be with thy spirit. Grace be with you.

Amen.

The second epistle unto Timotheus, ordained the first bishop of the church of the Ephesians, was written from Rome, when Paul was brought before Nero the second time.

[blocks in formation]

PA

HOOFDSTUK I.

CHAPTER I.

the acknowledging of the truth which is after godliness;

AULUS, een dienstknecht Gods, O AUL, a servant of God, and an tus, naar het geloof der uitverko-ing to the faith of God's elect, and renen Gods, en de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is, 2 In de hope des eeuwigen levens, welke God, die niet liegen kan, beloofd heeft vóór de tijden der eeuwen, maar geopenbaard heeft te zijner tijd;

3 Namelijk zijn woord, door de prediking, die mij toebetrouwd is naar het bevel van God, onzen Zaligmaker; aan Titus, mijnen opregten zoon, naar het ons gemeen geloof:

4 Genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker!

5 Om die oorzaak heb ik u op Kreta gelaten, opdat gij hetgeen nog ontbrak, voorts zoudt te regt brengen, en dat gij van stad tot stad zoudt ouderlingen aanstellen, gelijk ik u bevolen heb:

6 Indien iemand onberispelijk is,

2 In hope of eternal life, which God, that cannot lie, promised before the world began;

3 But hath in due times manifested his word through preaching, which is committed unto me, according to the commandment of God our Saviour;

4 To Titus, mine own son after the common faith: Grace, mercy, and peace, from God the Father, and the Lord Jesus Christ our Saviour.

5 For this cause left I thee in Crete, that thou shouldest set in order the things that are wanting, and ordain elders in every city, as I had appointed thee:

6 If any be blameless, the hus

ééner vrouwe man, geloovige kin- | band of one wife, having faithful deren hebbende, die niet te be- children, not accused of riot, or schuldigen zijn van overdadigheid, unruly.

of ongehoorzaam zijn.

7 Want een opziener moet onbe- 7 For a bishop must be blamerispelijk zijn, als een huisverzor-less, as the steward of God: not self-willed, not soon angry, not giv en to wine, no striker, not given to filthy lucre;

ger Gods, niet eigenzinnig, niet genegen tot toornigheid, niet genegen tot den wijn, geen vechter, geen vuil-gewinzoeker;

8 Maar die gaarne herbergt, die de goeden liefheeft, matig, regtvaardig, heilig, kuisch;

9 Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij magtig zij, beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te wederleggen. 10 Want er zijn ook vele ongeregelden, ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen, inzonderheid die uit de besnijdenis zijn;

11 Die men den mond moet stoppen, die geheele huizen verkeeren, feerende wat niet behoort, om vuil gewins wil.

12 Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: De Kretensen zijn altijd leugenachtig, kwade beesten, luije buiken.

13 Dit getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof,

14 En zich niet begeven tot Joodsche fabelen, en geboden der menschen, die hen van de waarheid afkeeren.

15 Alle dingen zijn wel rein den reinen, maar den bevlekten en ongeloovigen is geen ding rein, maar beide hun verstand en geweten zijn bevlekt.

16 Zij belijden, dat zij God kennen, maar zij verloochenen hem met de werken, alzoo zij afschuwelijk zijn en ongehoorzaam, en tot alle goed werk ondeugende.

HOOFDSTUK II.

DOCH

8 But a lover of hospitality, a lover of good men, sober, just, holy, temperate;

9 Holding fast the faithful word as he hath been taught, that he may be able by sound' doctrine both to exhort and to convince the gainsayers.

10 For there are many unruly and vain talkers and deceivers, especially they of the circumcision:

11 Whose mouths must be stopped, who subvert whole houses, teaching things which they ought not, for filthy lucre's sake.

12 One of themselves, even a prophet of their own, said, The Cretians are always liars, evil beasts, slow bellies.

13 This witness is true: wherefore rebuke them sharply, that they may be sound in the faith;

[ocr errors][merged small][merged small]

Ociz gil, spreekt hetgeen der BUT speak thon the things which

gezonde

sound

2 Dat de oude mannen nuchteren zijn, stemmig, voorzigtig, gezond in het geloof, in de liefde, in de lijdzaamheid.

3 De oude vrouwen insgelijks, dat zij in hare dragt zijn, gelijk den heiligen betaamt, dat zij geene lasteressen zijn, zich niet tot veel wijns begevende, maar leeraressen zijn van het goede;

4 Opdat zij de jonge vrouwen leeren voorzigtig te zijn, hare mannen lief te hebben, hare kinderen lief te hebben;

5 Ingetogen te zijn, kuisch te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, hare eigene mannen onderdanig te zijn, opdat het woord Gods niet gelasterd worde.

6 Vermaan de jonge mannen insgelijks, dat zij ingetogen zijn. 7 Betoon u zelven in alles een voorbeeld van goede werken, betoon in de leer onvervalschtheid, deftigheid, opregtheid;

8 Het woord gezond en onverwerpelijk, opdat degene, die daartegen is, beschaamd worde, en niets kwaads hebbe van ulieden te zeggen.

9 Vermaan de dienstknechten, dat zij hunnen eigenen heeren onderdanig zijn, dat zij in alles welbehagelijk zijn, niet tegensprekende;

2 That the aged men be sober, grave, temperate, sound in faith, in charity, in patience;

3 The aged women likewise, that they be in behaviour as becometh holiness; not false accusers, not given to much wine, teachers of good things;

4 That they may teach the young women to be sober, to love their husbands, to love their children,

5 To be discreet, chaste, keepers at home, good, obedient to their own husbands, that the word of God be not blasphemed.

6 Young men likewise exhort to be sober-minded.

7 In all things shewing thyself a pattern of good works: in doctrine shewing uncorruptness, gravity, sincerity,

8 Sound speech that cannot be condemned; that he that is of the contrary part may be ashamed, having no evil thing to say of you.

9 Exhort servants to be obedient unto their own masters, and to please them well in all things; not answering again;

10 Niet ontvreemdende, maar 10 Not purloining, but shewing alle goede trouw bewijzende; op- all good fidelity; that they may dat zij de leere van God, onzen adorn the doctrine of God our SaZaligmaker, in alles mogen versie-viour in all things.

ren.

11 Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle menschen,

12 En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldsche begeerlijkheden verzakende, matig, en regtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld;

13 Verwachtende de zalige hope en verschijning der heerlijkheid van den grooten God en onzen Zaligmaker, Jezus Christus;

11 For the grace of God that bringeth salvation hath appeared to all men,

12 Teaching us, that denying ungodliness, and worldly lusts, we should live soberly, righteously, and godly, in this present world;

13 Looking for that blessed hope, and the glorious appearing of the. great God and our Saviour Jesus Christ;

14 Die zich zelven voor ons gegeven heeft, opdat hij ons zoude verlossen van alle ongeregtigheid, en zich zelven een eigen volk zoude reinigen, ijverig in goede wer

ken.

14 Who gave himself for us, that he might redeem us from all iniquity, and purify unto himself a peculiar people, zealous of good works.

15 Spreek dit, en vermaan, en 15 These things speak, and ex bestraf met allen ernst. Dat nie-hort, and rebuke with all authority mand u verachte. Let no man despise thee.

HOOFDSTUK III.

VERMAAN hen, dat zij aan de

overheden en magten onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn;

CHAPTER III.

UT them in mind to be subject to principalities and powers, to obey magistrates, to be ready to every good work,

2 Dat zij niemand lasteren, geen 2 To speak evil of no man, to be vechters zijn, maar bescheiden no brawlers, but gentle, shewing zijn, alle zachtmoedigheid bewij- all meekness unto all men. zende jegens alle menschen.

3 Want ook wij waren eertijds onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijkheden en wellusten dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en malkander hatende.

4 Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en zijne liefde tot de menschen verschenen is,

5 Heeft hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der regtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar zijne barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes; 6 Welken hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker;

7 Opdat wij, geregtvaardigd zijnde door zijne genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens.

8 Dit is een getrouw woord, en deze dingen wil ik, dat gij ernstelijk bevestigt, opdat degenen, die aan God gelooven, zorg dragen om goede werken voor te staan: deze dingen zijn het, die goed en nuttig zijn den menschen.

3 For we ourselves also were sometimes foolish, disobedient, deceived, serving divers lusts and pleasures, living in malice and envy, hateful, and hating one an

other.

4 But after that the kindness and love of God our Saviour toward man appeared,

5 Not by works of righteousness which we have done, but according to his mercy he saved us, by the washing of regeneration, and renewing of the Holy Ghost;

6 Which he shed on us abundantly, through Jesus Christ our Saviour;

7 That being justified by his grace, we should be made heirs accord- 1 ing to the hope of eternal life.

8 This is a faithful saying, and these things I will that thou affirm constantly, that they which have believed in God might be careful to maintain good works. These things are good and profitable unte

men.

9 Maar wedersta de dwaze vra- 9 But avoid foolish questions, and gen, en geslacht-rekeningen, en genealogies, and contentions, and

[ocr errors]

twistingen, en strijdvoeringen over | strivings about the law; for they de wet; want zij zijn onnut en ij- are unprofitable and vain.

del.

10 Verwerp eenen ketterschen mensch na de eerste en tweede vermaning;

11 Wetende, dat de zoodanige ganschelijk verkeerd is, en zondigt, zijnde bij zich zelven veroordeeld.

10 A man that is an heretic, after the first and second admonition, reject;

11 Knowing that he that is such, is subverted, and sinneth, being condemned of himself.

12 Als ik Artemas tot u zal zen- 12 When I shall send Artemas den, of Tychicus, zoo benaarstig unto thee, or Tychicus, be diliu, tot mij te komen te Nikopolis; gent to come unto me to Nicopolis : want aldaar heb ik voorgenomen for I have determined there to te overwinteren. winter.

13 Rust Zenas, den wetgeleerde, en Apollos zorgvuldig uit, opdat hun niets ontbreke.

13 Bring Zenas the lawyer and Apollos on their journey diligently, that nothing be wanting unto them. 14 En dat ook de onzen leeren 14 And let ours also learn to goede werken voor te staan tot maintain good works for necessary noodig gebruik, opdat zij niet on-uses, that they be not unfruitful. vruchtbaar zijn.

15 Die met mij zijn, groeten u allen. Groet ze, die ons liefhebben in het geloof. De genade zij met u allen! Amen.

15 All that are with me salute thee. Greet them that love us in the faith. Grace be with you all.

Amen.

¶ It was written to Titus, ordained the first bishop of the church of the Cretians, from Nicopolis of Macedonia.

[blocks in formation]
« السابقةمتابعة »