صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

25 Welker dienaar ik geworden ben, naar de bedeeling Gods, die mij gegeven is aan u, om te vervullen het woord Gods,

26 Namelijk de verborgenheid, die verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu geopenbaard is aan zijne heiligen;

27 Aan wie God heeft willen bekend maken, welke zij de rijkdom der heerlijkheid dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, de hope der heerlijkheid;

28 Dien wij verkondigen, vermanende een' iegelijk mensch, en leerende een' iegelijk mensch in alle, wijsheid, opdat wij zouden een' iegelijk mensch volmaakt stellen in Christus Jezus;

29 Waartoe ik ook arbeide, strijdende naar zijne werking, die in mij werkt met kracht.

W

HOOFDSTUK II. ANT ik wil, dat gij weet, hoe grooten strijd ik voor u heb, en voor degenen, die te Laodicea zijn, en zoo velen als mijn aangezigt in het vleesch niet hebben gezien;

25 Whereof I am made a minister, according to the dispensation of God which is given to me for you, to fulfil the word of God;

26 Even the mystery which hath been hid from ages, and from generations, but now is made manifest to his saints:

27 To whom God would make known what is the riches of the glory of this mystery among the Gentiles; which is Christ in you, the hope of glory:

28 Whom we preach, warning every man, and teaching every man in all wisdom; that we may present every man perfect in Christ Jesus:

29 Whereunto I also labour, striving according to his working, which worketh in me mightily.

CHAPTER II.

OR I would that ye knew what you, and for them at Laodicea, and for as many as have not seen my face in the flesh;

2 Opdat hunne harten vertroost 2 That their hearts might be mogen worden, en zij zamenge- comforted, being knit together in voegd zijn in de liefde, en dat tot love, and unto all riches of the full allen rijkdom der volle verzekerd-assurance of understanding, to the heid des verstands, tot kennis der acknowledgment of the mystery verborgenheid van God en den of God, and of the Father, and of Vader, en van Christus; Christ;

3 In wien alle de schatten der wijsheid en der kennis verborgen zijn.

4 En dit zeg ik, opdat niet iemand u misleide met beweegredenen, die eenen schijn hebben.

5 Want indien ik ook al met het vleesch van u ben, zoo ben ik toch met den geest bij u, mij verblijdende en ziende uwe goede orde, en de vastigheid van uw geloof in Christus.

6 Gelijk gij dan Christus Jezus,

3 In whom are hid all the treasures of wisdom and knowledge.

4 And this I say, lest any man should beguile you with enticing words.

5 For though I be absent in the flesh, yet am I with you in the spirit, joying and beholding your order, and the steadfastness of your faith in Christ.

6 As ye have therefore received

den Heere, hebt aangenomen, | Christ Jesus the Lord, so walk ye wandelt alzoo in hem; in him:

7 Geworteld en opgebouwd in 7 Rooted and built up in him, hem, en bevestigd in het geloof, and stablished in the faith, as ye gelijk gij geleerd zijt, overvloedig have been taught, abounding therezijnde in hetzelve met dankzeg-in with thanksgiving.

ging.

8 Ziet toe, dat niemand u als eenen roof vervoere door de wijsbegeerte, en ijdele verleiding, naar de overlevering der menschen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus;

9 Want in hem woont alle de volheid der Godheid ligchamelijk ; 10 En gij zijt in hem volmaakt, die het hoofd is van alle overheid en magt;

11 In wien gij ook besneden zijt met eene besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het ligchaam der zonden des vleesches, met de besnijdenis van Christus;

12 Zijnde met hem begraven in den doop, in welken gij ook met hem opgewekt zijt, door het geloof der werking Gods, die hem uit de dooden opgewekt heeft.

13 En hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleesches, mede levend gemaakt met hem, alle uwe misdaden u vergevende;

14 Uitgewischt hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, eenigerwijze ons tegen was, en heeft dat uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende;

15 En de overheden en de magten uitgetogen hebbende, heeft hij die in het openbaar ten toon gesteld, en heeft door hetzelve over hen getriomfeerd.

16 Dat niemand u dan oordeele in spijs of in drank, of in het stuk des feest-dags, of der nieuwe maan, of der sabbaten;

17 Welke zijn eene schaduw der toekomende dingen, maar het ligchaam is van Christus.

8 Beware lest any man spoil you through philosophy and vain deceit, after the tradition of men, after the rudiments of the world, and not after Christ.

9 For in him dwelleth all the fulness of the Godhead bodily. 10 And ye are complete in him, which is the head of all principality and power:

11 In whom also ye are circumcised with the circumcision made without hands, in putting off the body of the sins of the flesh by the circumcision of Christ:

12 Buried with him in baptism, wherein also ye are risen with him through the faith of the operation of God, who hath raised him from the dead.

13 And you, being dead in your sins and the uncircumcision of your flesh, hath he quickened together with him, having forgiven you all trespasses;

14 Blotting out the hand-writing of ordinances that was against us, which was contrary to us, and took it out of the way, nailing it to his cross;

15 And having spoiled principalities and powers, he made a shew of them openly, triumphing over them in it.

16 Let no man therefore judge you in meat, or in drink, or in respect of an holy-day, or of the newmoon, or of the sabbath-days:

17 Which are a shadow of things to come; but the body is of Christ.

18 Dat dan niemand u overheer- 18 Let no man beguile you of sche naar zijnen wil in nederig-your reward in a voluntary huheid en dienst der engelen, intre-mility and worshipping of angels, dende in hetgeen hij niet gezien intruding into those things which heeft, te vergeefs opgeblazen zijn- he hath not seen, vainly puffed up de door het verstand zijns vlee- by his fleshly mind, sches.

19 En het hoofd niet behoudende, uit hetwelk het geheele ligshaam, door de zamenvoegselen en zamenbindingen toegerust en te zamengevoegd zijnde, opwast met goddelijken wasdom.

20 Indien gij dan met Christus de eerste beginselen der wereld zijt afgestorven, wat wordt gij, als of gij in de wereld leefdet, met inzettingen belast?

21 Namelijk raak niet, en smaak niet, en roer niet aan;

22 Alle welke dingen verderven door het gebruik, ingevoerd naar de geboden en leeringen der menschen;

23 Die wel hebben eene schijnrede van wijsheid in eigenwillige Gods-dienst, en nederigheid, en in het ligchaam niet te sparen, doch niet in eenige waarde zijn, maar tot verzadiging van het vleesch.

HOOFDSTUK III.

NDIEN gij dan met Christus op gewekt zijt, zoo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is zittende aan de regter-hand | Gods.

2 Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die ор de aarde zijn. 3 Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.

4 Wanneer nu Christus zal geopenbaard zijn, die ons leven is, dan zult ook gij met hem geopenbaard worden in heerlijkheid.

19 And not holding the Head, from which all the body by joints and bands having nourishment ministered, and knit together, increaseth with the increase of God.

20 Wherefore, if ye be dead with Christ from the rudiments of the world, why as though living in the world, are ye subject to ordinances,

21 (Touch not; taste not; handle not;

22 Which all are to perish with the using;) after the commandments and doctrines of men?

23 Which things have indeed a shew of wisdom in will-worship, and humility, and neglecting of the body; not in any honour to the satisfying of the flesh.

CHAPTER III.

F F ye then be risen with Christ, seek those things which are above, where Christ sitteth on the right hand of God.

2 Set your affection on things above, not on things on the earth. 3 For ye are dead, and your life is hid with Christ in God.

4 When Christ, who is our life, shall appear, then shall ye also appear with him in glory.

5 Doodt dan uwe leden, die op de 5 Mortify therefore your memaarde zijn, namelijk hoererij, on-bers which are upon the earth; reinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst.

6 Om welke dingen de toorn

fornication, uncleanness, inordinate affection, evil concupiscence, and covetousness, which is idolatry: 6 For which things' sake the

Gods komt over de kinderen der wrath of God cometh on the chilongehoorzaamheid; dren of disobedience;

7 In welke ook gij eertijds gewandeld hebt, toen gij in dezelve leefdet.

8 Maar nu legt ook gij dit alles af, namelijk gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uwen mond.

9 Liegt niet tegen malkander, dewijl gij uitgedaan hebt den ouden mensch met zijne werken,

10 En aangedaan hebt den nieuwen mensch, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het evenbeeld desgenen, die hem geschapen heeft; 11 Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen.

7 In the which ye also walked sometime, when ye lived in them.

8 But now ye also put off all these; anger, wrath, malice, blasphemy, filthy communication out of your mouth.

9 Lie not one to another, seeing that ye have put off the old man with his deeds;

10 And have put on the new man, which is renewed in knowledge after the image of him that created him:

11 Where there is neither Greek nor Jew, circumcision nor uncircumcision, Barbarian, Scythian, bond nor free: but Christ is all, and in all.

12 Zoo doet dan aan, als uitver- 12 Put on therefore, as the elect korenen Gods, heiligen en bemin- of God, holy and beloved, bowels den, de innerlijke bewegingen der of mercies, kindness, humbleness barmhartigheid, goedertierenheid, of mind, meekness, long-suffering; ootmoedigheid, zachtmoedigheid, langmoedigheid;

13 Verdragende malkander, en vergevende de een den ander, zoo iemand tegen iemand eenige klagt heeft; gelijk Christus u vergeven heeft, doet gij alzoo.

14 Én boven dit alles doet aan de liefde, welke is de band der volmaaktheid.

15 En de vrede Gods heersche in uwe harten, tot welke gij ook geroepen zijt in één ligchaam; en weest dankbaar.

16 Het woord van Christus wone rijkelijk in u in alle wijsheid; leert en vermaant malkander met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart. 17 En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den naam des Heeren Jezus, dankende God en den Vader door hem.

18 Gij vrouwen! zijt uwen eigenen mannen onderdanig, gelijk het betaamt in den Heere.

13 Forbearing one another, and forgiving one another, if any man have a quarrel against any even as Christ forgave you, so also do ye.

14 And above all these things put on charity, which is the bond of perfectness.

15 And let the peace of God rule in your hearts, to the which also ye are called in one body; and be ye thankful.

16 Let the word of Christ dwell in

you richly in all wisdom; teaching and admonishing one another in psalms, and hymns, and spiritual songs, singing with grace in your hearts to the Lord.

17 And whatsoever ye do in word or deed, do all in the name of the Lord Jesus, giving thanks to God and the Father by him.

18 Wives, submit yourselves unto your own husbands, as it is fit in the Lord.

19 Gij mannen! hebt uwe vrouwen lief, en wordt niet verbitterd tegen haar.

19 Husbands, love your wives, and be not bitter against them.

20 Children, obey your parents in all things: for this is well-pleasing unto the Lord.

20 Gij kinderen! zijt uwen ouderen gehoorzaam in alles, want dat is den Heere welbehagelijk. 21 Gij vaders! tergt uwe kinderen 21 Fathers, provoke not your chilniet, opdat zij niet moedeloos wor-dren to anger, lest they be discouraged.

den.

22 Gij dienstknechten! zijt in alles gehoorzaam uwen heeren naar het vleesch, niet met oogendiensten als menschenbehagers, maar met eenvoudigheid des harten, vreezende God.

23 En al wat gij doet, doet dat van harte als den Heere, en niet den menschen,

24 Wetende dat gij van den Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient den Heere Christus.

25 Maar die onregt doet, die zal het onregt dragen, dat hij gedaan heeft; en er is geene aanneming des persoons.

HOOFDSTUK IV.

Gknechten regt en gelijk, weYIJ heeren! doet uwen diensttende, dat ook gij eenen Heere hebt in de hemelen.

22 Servants, obey in all things your masters according to the flesh; not with eye-service, as men-pleasers; but in singleness of heart, fearing God:

23 And whatsoever ye do, do it heartily, as to the Lord, and not unto men;

24 Knowing that of the Lord ye shall receive the reward of the inheritance: for ye serve the Lord Christ.

25 But he that doeth wrong, shall receive for the wrong which he hath done: and there is no respect of persons.

CHAPTER IV.

MASTERS, give unto your serv ants, that which is just and equal; knowing that ye also have a Master in heaven.

2 Continue in prayer, and watch

2 Houdt sterk aan in het gebed, en waakt in hetzelve met dankzeg-in the same with thanksgiving; ging;

3 Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deure des woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben;

4 Opdat ik dezelve moge openbaren, gelijk ik moet spreken.

5 Wandelt met wijsheid bij degenen, die buiten zijn, den bekwamen tijd uitkoopende.

6 Uw woord zij te allen tijd in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten, hoe gij een' iegelijk moet antwoorden.

7 Alle mijne zaken zal u bekend maken Tychicus, de geliefde broe

3 Withal praying also for us, that God would open unto us a door of utterance, to speak the mystery of Christ, for which I am also in bonds:

4 That I may make it manifest, as I ought to speak.

5 Walk in wisdom toward them that are without, redeeming the time.

6 Let your speech be always with grace, seasoned with salt, that ye may know how ye ought to answer every man.

7 All my state shall Tychicus declare unto you, who is a beloved

« السابقةمتابعة »