صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

zalem, niet wetende wat mij daar | knowing the things that shall befall me there:

ontmoeten zal;

23 Dan dat de Heilige Geest van stad tot stad betuigt, zeggende dat mij banden en verdrukkingen aanstaande zijn.

24 Maar ik acht op geen ding, noch houde mijn leven dierbaar voor mij zelven, opdat ik mijnen loop met blijdschap volbrengen moge, en de bediening, welke ik van den Heere Jezus ontvangen heb, om te betuigen het evangelie der genade Gods.

25 En nu ziet, ik weet dat gij allen, bij welke ik doorgereisd ben, predikende het koningrijk Gods, mijn aangezigt niet meer zien zult. 26 Daarom betuig ik ulieden op dezen huidigen dag, dat ik rein ben van het bloed van u allen.

27 Want ik heb niets achtergehouden, dat ik u niet zoude verkondigd hebben den ganschen raad Gods.

28 Zoo hebt dan acht op u zelven, en op de geheele kudde, over welke de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke hij verkregen heeft door zijn eigen

bloed.

29 Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet spa

ren.

30 En uit u zelven zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich.

31 Daarom waakt, en gedenkt, dat ik drie jaren lang, nacht en dag niet opgehouden heb, een' iegelijk met tranen te vermanen. 32 En nu, broeders! ik bevele u Gode, en den woorde zijner genade, die magtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder alle de geheiligden.

33 Ik heb niemands zilver, of goud, of kleeding begeerd.

34 En gij zelve weet, dat deze

23 Save that the Holy Ghost witnesseth in every city, saying, that bonds and afflictions abide me.

24 But none of these things move me, neither count I my life dear unto myself, so that I might finish my course with joy, and the ministry which I have received of the Lord Jesus, to testify the gospel of the grace of God.

25 And now behold, I know that ye all, among whom I have gone preaching the kingdom of God, shall see my face no more.

26 Wherefore I take you to record this day, that I am pure from the blood of all men,

27 For I have not shunned to declare unto you all the counsel of God.

[blocks in formation]

handen tot mijne nooddruft, en | these hands have ministered unto dergenen, die met mij waren, ge- my necessities, and to them that diend hebben. were with me.

[blocks in formation]

HOOFDSTUK XXI.

EN als het geschied was, dat wij

van hen gescheiden en afgevaren waren, zoo liepen wij regt uit en kwamen te Côs, en den dag daaraan te Rhodus, en van daar te Pâtara.

2 En een schip gevonden hebbende, dat naar Phenicië overvoer, gingen wij er in, en voeren af.

3 En als wij Cyprus in het gezigt gekregen, en dat aan de linkerhand gelaten hadden, voeren wij naar Syrië, en kwamen aan te Tyrus; want het schip zoude aldaar den last ontladen.

4 En de discipelen gevonden hebbende, bleven wij daar zeven dagen; die tot Paulus zeiden door den Geest, dat hij niet zoude opgaan naar Jeruzalem.

35 I have shewed you all things, how that so labouring ye ought to support the weak, and to remember the words of the Lord Jesus, how he said, It is more blessed to give than to receive.

36 ¶ And when he had thus spoken, he kneeled down, and prayed with

them all.

37 And they all wept sore, and fell on Paul's neck, and kissed him,

38 Sorrowing most of all for the words which he spake, that they should see his face no more. And they accompanied him unto the ship.

CHAPTER XXI.

ND it came to pass, that after

we were gotten from them, and had launched, we came with a straight course unto Coos, and the day following unto Rhodes, and from thence unto Patara:

2 And finding a ship sailing over unto Phenicia, we went aboard, and set forth.

3 Now when we had discovered

Cyprus, we left it on the left hand, and sailed into Syria, and landed at Tyre: for there the ship was to unlade her burden.

4 And finding disciples, we tarried there seven days: who said to Paul through the Spirit, that he should not go up to Jerusalem.

5 Toen het nu geschied was, dat 5 And when we had accomplishwij deze dagen doorgebragt had-ed those days, we departed, and den, gingen wij uit, en reisden voort; en zij geleidden ons allen met vrouwen en kinderen tot buiten de stad; en aan den oever nederknielende hebben wij gebe

den.

6 En als wij malkander gegroet

went our way; and they all brought us on our way, with wives and children, till we were out of the city: and we kneeled down on the shore, and prayed.

6 And when we had taken our

hadden, gingen wij in het schip, | leave one of another, we took ship; maar zijlieden keerden wederom, and they returned home again.

elk naar het zijne.

7 Wij nu, de scheepvaart volbragt hebbende van Tyrus, kwamen aan te Ptolemais, en de broeders gegroet hebbende, bleven éénen dag bij hen.

8 En des anderen daags gingen Paulus en wij, die met hem waren, van daar en kwamen te Cesarea; en gegaan zijnde in het huis van Philippus, den evangelist, die één was van de zeven, bleven wij bij hem.

9 Deze nu had vier dochters, maagden, die profeteerden.

10 En als wij daar vele dagen gebleven waren, kwam er een zeker profeet af van Judea, met name Agabus;

11 En hij kwam tot ons, en nam den gordel van Paulus, en zich zelven handen en voeten gebonden hebbende, zeide hij: Dit zegt de Heilige Geest: Den man, wiens deze gordel is, zullen de Joden alzoo te Jeruzalem binden en overleveren in de handen der heidenen. 12 Als wij nu dit hoorden, baden beide wij en die van die plaats waren, dat hij niet zoude opgaan naar Jeruzalem.

13 Maar Paulus antwoordde : Wat doet gij, dat gij weent, en mijn hart week maakt? want ik ben bereid, niet allen gebonden te worden, maar ook te sterven te Jeruzalem voor den naam van den Heere Jezus.

14 En als hij zich niet liet afraden, hielden wij ons tevreden, zeggende: De wil des Heeren geschie

de.

15 En na die dagen maakten wij

7 And when we had finished our course from Tyre, we came to Ptolemais, and saluted the brethren, and abode with them one day.

8 And the next day we that were of Paul's company departed, and came unto Cesarea; and we entered into the house of Philip the evangelist, which was one of the seven; and abode with him.

9 And the same man had four daughters, virgins, which did prophesy.

10 And as we tarried there many days, there came down from Judea a certain prophet, named Agabus.

11 And when he was come unto us, he took Paul's girdle, and bound his own hands and feet, and said, Thus saith the Holy Ghost, So shall the Jews at Jerusalem bind the man that owneth this girdle, and shall deliver him into the hands of the Gentiles.

12 And when we heard these things, both we, and they of that place, besought him not to go up to Jerusalem.

13 Then Paul answered, What mean ye to weep, and to break mine heart? for I am ready not to be bound only, but also to die at Jerusalem for the name of the Lord Jesus.

14 And when he would not be persuaded, we ceased, saying, The will of the Lord be done.

15 And after those days we took ons gereed, en gingen op naar Je-up our carriages, and went up to ruzalem. Jerusalem.

16 En met ons gingen ook sommigen der discipelen van Cesarea, leidende met zich zekeren Mnason, van Cyprus, een' ouden discipel, bij wien wij zouden t' huis liggen.

16 There went with us also certain of the disciples of Cesarea, and brought with them one Mnason of Cyprus, an old disciple, with whom we should lodge.

17 En als wij te Jeruzalem gekomen waren, ontvingen de broeders ons gaarne,

18 En den volgenden dag ging Paulus met ons in tot Jakobus; en alle de ouderlingen waren daar gekomen.

19 En als hij hen gegroet had, verhaalde hij van stuk tot stuk, wat God onder de heidenen door zijne dienst gedaan had.

20 En zij, dat gehoord hebbende, loofden den Heere, en zeiden tot hem: Gij ziet, broeder! hoe vele duizenden van Joden er zijn, die gelooven; en zij zijn allen ijveraars van de wet.

21 En hun is aangaande u berigt, dat gij alle de Joden, die onder de heidenen zijn, leert van Mozes afvallen, zeggende dat zij de kinderen niet zouden besnijden, noch naar de wijzen der wet wandelen.

22 Wat is er dan te doen? Het is allezins noodig, dat de menigte zamenkome; want zij zullen hooren, dat gij gekomen zijt.

23 Doe dan 't gene wij u zeggen: Wij hebben vier mannen, die eene gelofte gedaan hebben.

24 Neem dezen tot u, en heilig u met hen, en doe de onkosten voor hen, opdat zij het hoofd bescheren mogen; en alle mogen weten, dat er niets is aan hetgeen waarvan hun, aangaande u, berigt is; maar dat gij alzoo wandelt, dat gij ook zelf de wet onderhoudt.

25 Doch van de heidenen, die gelooven, hebben wij geschreven en goedgevonden, dat zij niets dergelijks zouden onderhouden, dan dat zij zich wachten van 't gene den afgoden geofferd is, en van het bloed, en van het verstikte, en van hoererij.

26 Toen nam Paulus de mannen met zich, en den dag daaraan met hen geheiligd zijnde, ging hij in den tempel, en verkondigde, dat

17 And when we were come to Jerusalem, the brethren received us gladly.

18 And the day following Paul went in with us unto James: and all the elders were present.

19 And when he had saluted them, he declared particularly what things God had wrought among the Gentiles by his ministry.

20 And when they heard it, they glorified the Lord, and said unto him, Thou seest, brother, how many thousands of Jews there are which believe; and they are all zealous of the law:

21 And they are informed of thee, that thou teachest all the Jews which are among the Gentiles to forsake Moses, saying, that they ought not to circumcise their children, neither to walk after the cus

toms.

22 What is it therefore? the multitude must needs come together: for they will hear that thou art

come.

23 Do therefore this that we say to thee: We have four men which have a vow on them;

24 Them take, and purify thyself with them, and be at charges with them, that they may shave their heads: and all may know that those things whereof they were informed concerning thee, are nothing; but that thou thyself also walkest orderly, and keepest the law.

25 Astouching the Gentiles which believe, we have written and concluded that they observe no such thing, save only that they keep themselves from things offered to idols, and from blood, and from strangled, and from fornication.

26 Then Paul took the men, and the next day purifying himself with them, entered into the temple, to signify the accomplishment of

de dagen der heiliging eerst ver- | the days of purification, until that vuld zouden zijn, wanneer voor an offering should be offered for een' iegelijk van hen de offerande every one of them. geofferd was.

27 And when the seven days were almost ended, the Jews, which were of Asia, when they saw him in the temple, stirred up all the people, and laid hands on him,

28 Crying out, Men of Israel, help. This is the man that teacheth all men every where against the people, and the law, and this place: and further, brought Greeks also into the temple; and hath polluted this holy place.

27 Als nu de zeven dagen zouden voleindigd worden, zagen de Joden van Azië hem in den tempel, en beroerden het gansche volk, en sloegen de handen aan hem, 28 Roepende: Gij Israëlitische mannen, komt te hulp! Deze is de mensch, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats allen overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel gebragt, en heeft deze heilige plaats ontheiligd. 29 Want zij hadden te voren Tro- 29 (For they had seen before phimus, den Epheziër, met hem with him in the city, Trophimus, in de stad gezien, dien zij meen- an Ephesian, whom they supposden, dat Paulus in den tempel ge-ed that Paul had brought into the bragt had. temple.)

30 En de geheele stad kwam in roer, en het volk liep zamen; en zij grepen Paulus, en trokken hem buiten den tempel; en terstond werden de deuren gesloten.

31 En als zij hem zochten te dooden, kwam het gerucht tot den overste der bende, dat geheel Jeruzalem in verwarring was; 32 Die terstond krijgsknechten en hoofdmannen over honderd tot zich nam, en liep af naar hen toe. Zij nu, den overste en de krijgsknechten ziende, hielden op van Paulus te slaan.

33 Toen naderde de overste en greep hem, en beval, dat men hem met twee ketenen zoude binden; en vraagde, wie hij was, en wat hij gedaan had.

34 En onder de schare riep de ééne dit, de andere wat anders. Doch als hij de zekerheid niet kon weten van wege de beroerte, beval hij, dat men hem in de legerplaats zoude brengen.

35 En als hij aan de trappen gekomen was, gebeurde het, dat hij van de krijgsknechten gedragen werd, van wege het geweld der schare.

36 Want de menigte des volks

30 And all the city was moved, and the people ran together: and they took Paul and drew him out of the temple. And forthwith the doors were shut.

31 And as they went about to kill him, tidings came unto the chief captain of the band, that all Jerusalem was in an uproar;

32 Who immediately took soldiers and centurions, and ran down unto them. And when they saw the chief captain and the soldiers, they left beating of Paul.

33 Then the chief captain came near and took him, and commanded him to be bound with two chains: and demanded who he was, and what he had done.

34 And some cried one thing, some another, among the multitude: and when he could not know the certainty for the tumult, he commanded him to be carried into the castle.

35 And when he came upon the stairs, so it was that he was borne of the soldiers, for the violence of the people.

36 For the multitude of the peo

« السابقةمتابعة »