صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

Zoon des menschen drie dagen en | three days and three nights in the drie nachten wezen in het harte heart of the earth.

der aarde.

41 De mannen van Ninive zullen opstaan in het oordeel met dit geslachte, en zullen 't zelve veroordeelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jonas; en ziet, meer dan Jonas is hier! 42 De koningin van 't Zuiden zal opstaan in het oordeel met dit geslacht; en 't zelve veroordeelen: want zij is gekomen van de einden der aarde, om te hooren de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier!

43 En wanneer de onreine geest van den mensch uitgegaan is, zoo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende ruste, en vindt ze niet.

44 Dan zegt hij: Ik zal wederkeeren in mijn huis, van waar ik uitgegaan ben; en komende vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd en versierd.

[ocr errors]

45 Dan gaat hij henen en neemt met zich zeven andere geesten, boozer dan hij zelf, en ingegaan zijnde wonen ze aldaar; en het laatste deszelven menschen wordt erger dan het eerste. Alzoo zal het ook met dit boos geslachte zijn.

46 En als hij nog tot de scharen sprak, ziet, zijne moeder en broeders stonden buiten, zoekende hem te spreken.

47 En iemand zeide tot hem: Zie, uwe moeder en uwe broeders staan daar buiten, zoekende u te spreken.

48 Maar hij antwoordende zeide tot dengenen, die hem dat zeide: Wie is mijne moeder, en wie zijn nijne broeders?

49 En zijne hand uitstrekkende over zijne discipelen, zeide hij: Ziet, mijne moeder en mijne broeders.

50 Want zoo wie den wille mijns Vaders doet, die in de hemelen is, dezelve is mijn broeder, en zuster, en moeder

41 The men of Nineveh shall rise in judgment with this generation, and shall condemn it: because they repented at the preaching of Jonas; and behold, a greater than Jonas is here.

42 The queen of the south shall rise up in the judgment with this generation, and shall condemn it: for she came from the uttermost parts of the earth to hear the wisdom of Solomon; and behold, a greater than Solomon is here.

43 When the unclean spirit is gone out of a man, he walketh through dry places, seeking rest, and findeth none.

44 Then he saith, I will return into my house from whence I came out; and when he is come, he findeth it empty, swept, and garnished.

45 Then goeth he, and taketh with himself seven other spirits more wicked than himself, and they enter in and dwell there: and the last state of that man is worse than the first. Even so shall it be also unto this wicked generation.

46 While he yet talked to the people, behold, his mother and his brethren stood without, desiring to speak with him.

47 Then one said unto him, Behold, thy mother and thy brethren stand without, desiring to speak with thee.

48 But he answered and said un to him that told him, Who is my mother? and who are my brethren?

49 And he stretched forth his hand toward his disciples, and said, Behold my mother and my brethren!

50 For whosoever shall do the will of my Father which is in heaven, the same is my brother, and sister, and mother.

CHAPTER XIII.

[ocr errors]

HOOFDSTUK XIII.

E huize gegaan zijnde, zat bij

N te dien dage Jezus, uit den THE same day went Jesus out

de zee.

2 En tot hem vergaderden vele scharen, zoodat hij in een schip ging en nederzat, en alle de schare stond op den oever.

3 En hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen, zeggende: Ziet, een zaaijer ging uit om te zaaijen.

4 En als hij zaaide, viel een deel zaads bij den weg; en de vogelen kwamen en aten hetzelve op. 5 En een ander deel viel op steerachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had: en het ging terstond op, omdat het geene diepte van aarde had.

6 Maar als de zon opgegaan was, zoo is het verbrand geworden; en omdat het geenen wortel had, is het verdord.

7 En een ander deel viel in de doornen; en de doornen wiessen op, en verstikten hetzelve.

8 En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het één honderd, het ander zestig, en het ander dertig voud.

9 Wie ooren heeft om te hooren, die hoore!

10 En de discipelen, tot hem komende, zeiden tot hem: Waarom spreekt gij tot hen door gelijke

nissen?

11 En hij antwoordende zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het koningrijk der hemelen te weten, maar dien is 't niet gegeven.

12 Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden ook dat hij heeft.

THE

of the house, and sat by the sea-side.

2 And great multitudes were gathered together unto him, so that he went into a ship, and sat; and the whole multitude stood on the shore.

3 And he spake many things unto them in parables, saying, Be. hold, a sower went forth to sow;

4 And when he sowed, some seeds fell by the way-side, and the fowls came and devoured them up:

5 Some fell upon stony places, where they had not much earth: and forthwith they sprung up, because they had no deepness of

earth:

6 And when the sun was up, they were scorched; and because they had no root, they withered away.

7 And some fell among thorns; and the thorns sprung up, and choked them :

8 But other fell into good ground, and brought forth fruit, some au hundred-fold, some sixty-fold, some thirty-fold.

9 Who hath ears to hear, let him hear.

10 And the disciples came, and said unto him, Why speakest thou unto them in parables?

11 He answered and said unto them, Because it is given unto you to know the mysteries of the king. dom of heaven, but to them it is not given.

12 For whosoever hath, to him shall be given, and he shall have more abundance: but whosoever hath not, from him shall be taken away even that he hath.

13 Daarom spreke ik tot hen door 13 Therefore speak I to them in gelijkenissen, omdat zij ziende parables: because they seeing, see niet zien, en hoorende niet hoo-not; and hearing, they hear not; ren, noch ook verstaan. neither do they understand.

[blocks in formation]

15 Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de ooren zwaarlijk gehoord, en hunne oogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eeniger tijd met de oogen zouden zien, en met de ooren hooren, en met het harte verstaan, en zich bekeeren, en ik hen geneze.

16 Doch uwe oogen zijn zalig, omdat zij zien, en uwe ooren, omdat zij hooren.

17 Want voorwaar zegge ik u, dat vele profeten en regtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te hooren de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.

18 Gij dan, hoort de gelijkenis van den zaaijer.

19 Als iemand het woord des ko

ningrijks hoort, en niet verstaat, zoo komt de booze, en rukt weg 't gene in zijn hart gezaaid was: deze is degene, die bij den weg bezaaid is.

20 Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt:

21 Doch hij heeft geenen wortel in zich zelven, maar is voor eenen tijd; en als verdrukking of vervol ging komt, om des woords wille, zoo wordt hij terstond geërgerd.

22 En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkJoms verstikt het woord, en het wordt onvruchtbaar.

14 And in them is fulfilled the prophecy of Esaias, which saith, By hearing ye shall hear, and shalĺ not understand; and seeing ye shall see, and shall not perceive:

15 For this people's heart is waxed gross, and their ears are dull of hearing, and their eyes they have closed; lest at any time they should see with their eyes, and hear with their ears, and should understand with their heart, and should be converted, and I should heal them.

16 But blessed are your eyes, for they see and your ears, for they hear.

17 For verily I say unto you, That many prophets and righteous men have desired to see those things which ye see, and have not seen them; and to hear those things which ye hear, and have not heard them.

18 Hear ye therefore the parable of the sower.

19 When any one heareth the word of the kingdom, and understandeth it not, then cometh the wicked one, and catcheth away that which was sown in his heart. This is he which received seed by the way-side.

20 But he that received the seed into stony places, the same is he that heareth the word, and anon with joy receiveth it;

21 Yet hath he not root in him. self, but dureth for a while: for when tribulation or persecution ariseth because of the word, by and by he is offended.

22 He also that received seed among the thorns is he that hear eth the word; and the care of this world, and the deceitfulness of riches choke the word, and he becometh unfruitful.

23 Die nu in de goede aarde be- 23 But he that received seed inzaaid is, deze is degene, die het to the good ground is he that hearwoord hoort en verstaat, die ook eth the word, and understandeth vrucht draagt en voortbrengt, deit; which also beareth fruit, and

een honderd, de ander zestig, en de ander dertig voud.

24 Eene andere gelijkenis heeft hij hun voorgesteld, zeggende: Het koningrijk der hemelen is gelijk aan een' mensch, die goed zaad zaaide in zijnen akker.

25 En als de menschen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging

weg.

bringeth forth, some an hundredfold, some sixty, some thirty. 24 T Another parable put he forth unto them, saying, The kingdom of heaven is likened unto a man which sowed good seed in his field:

25 But while men slept, his enemy came and sowed tares among the wheat, and went his way.

26 But when the blade was sprung

26 Toen het nu tot kruid opgeschoten was, en vrucht voortbragt, up, and brought forth fruit, then toen openbaarde zich ook het on-appeared the tares also.

kruid.

27 En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heer! gij hebt niet goed zaad in uwen akker gezaaid? van waar heeft hij dan dit onkruid? 28 En hij zeide tot hen: Een vijandig mensch heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij henengaan en hetzelve vergaderen?

29 Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt.

30 Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaijers zeggen: Vergadert eerst het onkruid, en bindt het in busselen, om 't zelve te verbranden; maar brengt de tarwe te zamen in mijne schuur.

31 Eene andere gelijkenis heeft hij hun voorgesteld, zeggende: Het koningrijk der hemelen is gelijk aan het mostaardzaad, 't welk een mensch heeft genomen en in zijnen akker gezaaid;

32 Hetwelk wel het minste is onder alle de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is 't het meeste van de moeskruiden, en het wordt een boom, alzoo dat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijne takken.

33 Eene andere gelijkenis sprak hij tot hen, zeggende: Het koningrijk der hemelen is gelijk aan een'

Du. & E.

27 So the servants of the householder came and said unto him, Sir, didst not thou sow good seed in thy field? from whence then hath it tares?

28 He said unto them, An eneny hath done this. The servants said unto him, Wilt thou then that we go and gather them up?

29 But he said, Nay; lest while ye gather up the tares, ye root up also the wheat with them,

30 Let both grow together until the harvest: and in the time of harvest I will say to the reapers, Gather ye together first the tares, and bind them in bundles to burn them but gather the wheat into my barn.

31 Another parable put he forth unto them, saying, The kingdom of heaven is like to a grain of mustard-seed, which a man took, and sowed in his field :

32 Which indeed is the least of all seeds: but when it is grown, it is the greatest among herbs, and becometh a tree, so that the birds of the air come and lodge in the branches thereof.

33 Another parable spake he unto them; The kingdom of heaven is like unto leaven, which a

zuurdeesem, welken eene vrouw nam en verbergde in drie maten meels, tot dat het geheel gezuurd

was.

34 Alle deze dingen heeft Jezus ot de scharen gesproken door gelijkenissen, en zonder gelijkenis prak hij tot hen niet;

woman took, and hid in three measures of meal, till the whole. was leavened.

34 All these things spake Jesus unto the multitude in parables; and without a parable spake he not unto them:

35 Opdat vervuld zoude worden 35 That it might be fulfilled which wat gesproken is door den profeet, was spoken by the prophet, sayzeggende: Ik zal mijnen mond ing, I will open my mouth in paropendoen door gelijkenissen; ikables; I will utter things which zal voortbrengen dingen, die ver- have been kept secret from the borgen waren van de grondlegging foundation of the world.

der wereld.

36 Toen nu Jezus dé scharen van zich gelaten had, ging hij naar huis. En zijne discipelen kwamen tot hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers.

37 En hij antwoordende zeide tot hen: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des menschen;

38 En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen des koningrijks; en het onkruid zijn de kinderen des boozen;

39 En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaijers zijn de engelen. 40 Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzoo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld.

41 De Zoon des menschen zal zijne engelen uitzenden, en zij zullen uit zijn koningrijk vergaderen alle de ergernissen, en degenen, die de ongeregtigheid doen; 42 En zij zullen dezelve in den vurigen oven werpen: daar zal weening zijn en knersing der tanden.

43 Dan zullen de regtvaardigen blinken, gelijk de zon, in 't koningrijk huns Vaders. Die ooren heeft om te hooren, die hoore.

44 Wederom is het koningrijk der hemelen gelijk aan een' schat in den akker verborgen, welken een mensch gevonden hebbende,

36 Then Jesus sent the multitude away, and went into the house: and his disciples came unto him, saying, Declare unto us the parable of the tares of the field.

37 He answered and said unto them, He that soweth the good seed is the Son of man;

38 The field is the world; the good seed are the children of the kingdom; but the tares are the children of the wicked one;

39 The enemy that sowed them is the devil; the harvest is the end of the world; and the reapers are the angels.

40 As therefore the tares are gathered and burned in the fire; so shall it be in the end of this world.

41 The Son of man shall send forth his angels, and they shall gather out of his kingdom all things that offend, and them which do iniquity;

42 And shall cast them into a furnace of fire: there shall be wailing and gnashing of teeth.

43 Then shall the righteous shine forth as the sun in the kingdom of their Father. Who hath ears to hear, let him hear.

44 T Again, the kingdom of hea. ven is like unto treasure hid in a field; the which when a man hath found, he hideth, and for joy there

« السابقةمتابعة »