صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

gelijk het Gode waardig is, zoo | their journey after a godly sort, zult gij wel doen. thou shalt do well:

7 Want zij zijn voor zijnen naam uitgegaan, niets nemende van de heidenen.

8 Wij dan zijn schuldig, de zoodanigen te ontvangen, opdat wij mede-arbeiders mogen worden der waarheid.

9 Ik heb aan de gemeente geschreven; maar Diotrephes, die onder hen zoekt de eerste te zijn, neemt ons niet aan.

10 Daarom, indien ik kom, zoo zal ik in gedachtenis brengen zijne werken, die hij doet, met booze woorden snaterende tegen ons; en hiermede niet vergenoegd zijnde, zoo ontvangt hij zelf de broeders niet, en verhindert degenen, die het willen doen, en werpt ze uit de gemeente.

11 Geliefde! volg het kwade niet na, maar het goede. Die goed doet, is uit God; maar die kwaad doet, heeft God niet gezien.

12 Aan Demetrius wordt getuigenis gegeven van allen, en van de waarheid zelve; en wij getuigen ook, en gij weet dat ons getuigenis waarachtig is.

13 Ik had veel te schrijven, maar ik wil u niet schrijven met inkt en pen;

14 Maar ik hoop u haast te zien, en wij zullen mond tot mond spreken. Vrede zij u! De vrienden groeten u. Groet de vrienden met

name.

7 Because that for his name's sake they went forth, taking nothing of the Gentiles.

8 We therefore ought to receive such, that we might be fellowhelpers to the truth.

9 I wrote unto the church: but Diotrephes, who loveth to have the pre-eminence among them, receiveth us not.

10 Wherefore, if I come, I will remember his deeds which he doeth, prating against us with malicious words: and not content therewith, neither doth he himself receive the brethren, and forbiddeth them that would, and casteth them out of the church.

11 Beloved, follow not that which is evil, but that which is good. He that doeth good is of God: but he that doeth evil hath not seen God.

12 Demetrius hath good report of all men, and of the truth itself: yea, and we also bear record; and ye know that our record is true.

13 I had many things to write, but I will not with ink and pen write unto thee:

14 But I trust I shall shortly see thee, and we shall speak face to face. Peace be to thee. Our friends salute thee. Greet the friends by name.

DE ALGEMEENE BRIEF

VAN DEN APOSTEL

JUDAS.

UDAS, een dienstknecht van JUDAS Jezus Christus, en broeder van Jakobus, aan de geroepenen, die door God den Vader geheiligd zijn, en door Jezus Christus bewaard:

2 Barmhartigheid, en vrede, en liefde zij u vermenigvuldigd!

3 Geliefden! alzoo ik alle naarstigheid doe, om u te schrijven van de ons gemeene zaligheid, zoo heb ik noodig geacht, aan u te schrijven en u te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is.

4 Want er zijn sommige menschen ingeslopen, die eertijds tot dit oordeel te voren opgeschreven zijn, goddeloozen, die de genade onzes Gods veranderen in ontuchtigheid, en den eenigen Heerscher, God, en onzen Heere Jezus Christus verloochenen.

5 Maar ik wil u indachtig maken, als die dit eenmaal weet, dat de Heere, het volk uit Egyptenland verlost hebbende, wederom degenen die niet geloofden, verdorven heeft.

6 En de engelen, die hun beginsel niet bewaard hebben, maar hunne eigene woonstede verlaten hebben, heeft hij tot het oordeel des grooten dags met eeuwige banden onder de duisternis bewaard. 7 Gelijk Sodom en Gomorra, en de steden rondom dezelve, die op gelijke wijze als dezen gehoereerd hebben, en ander vleesch zijn nagegaan, tot een voorbeeld voorgesteld zijn, dragende de straf des eeuwigen vuurs;

THE

GENERAL EPISTLE OF

JUDE.

JUDE, the servant of Jesus Christ,

and brother of James, to them that are sanctified by God the Father, and preserved in Jesus Christ, and called:

2 Mercy unto you, and peace, and love, be multiplied.

3 Beloved, when I gave all diligence to write unto you of the common salvation, it was needful for me to write unto you, and exhort you that ye should earnestly contend for the faith which was once delivered unto the saints.

4 For there are certain men crept in unawares, who were before of old ordained to this condemnation, ungodly men, turning the grace of our God into lasciviousness, and denying the only Lord God, and our Lord Jesus Christ.

5 I will therefore put you in remembrance, though ye once knew this, how that the Lord, having saved the people out of the land of Egypt, afterward destroyed them that believed not.

6 And the angels which kept not their first estate, but left their own habitation, he hath reserved in everlasting chains under darkness unto the judgment of the great day.

7 Even as Sodom and Gomorrah, and the cities about them in like manner, giving themselves over to fornication, and going after strange flesh, are set forth for an example, suffering the vengeance of eternal fire.

8 Desgelijks evenwel ook dezen in slaap gebragt zijnde, verontreinigen het vleesch, en verwerpen de heerschappij, en lasteren de heerlijkheden.

9 Maar Michaël, de archangel, toen hij met den duivel twistte, en handelde over het ligchaam van Mozes, durfde geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen; maar zeide: De Heere bestraffe u! 10 Maar dezen lasteren hetgeen zij niet weten; en hetgeen zij natuurlijk, als de onredelijke dieren, weten, daarin verderven zij zich.

11 Wee hun! want zij zijn den weg van Kaïn ingegaan, en door de verleiding des loons van Balaäm zijn zij henengestort, en zijn door de tegenspreking van Korach vergaan.

12 Dezen zijn vlekken in uwe liefdemaaltijden, en als zij met u ter maaltijd zijn, weiden zij zich zelven zonder vreeze; zij zijn waterlooze wolken, die van de winden omgedreven worden; zij zijn als boomen in het afgaan van den herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven, en ontworteld;

13 Wilde baren der zee, hunne eigene schande opschuimende; dwalende sterren, voor welke de donkerheid der duisternis in eeuwigheid bewaard wordt.

14 En van dezen heeft ook Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Ziet, de Heere is gekomen met zijne vele duizenden heiligen;

8 Likewise also these filthy dreamers defile the flesh, despise dominion, and speak evil of dignities.

9 Yet Michael the archangel, when contending with the devil, he disputed about the body of Moses, durst not bring against him a railing accusation, but said, The Lord rebuke thee.

10 But these speak evil of those things which they know not: but what they know naturally, as brute beasts, in those things they corrupt themselves.

11 Wo unto them! for they have gone in the way of Cain, and ran greedily after the error of Balaam for reward, and perished in the gainsaying of Core.

12 These are spots in your feasts of charity, when they feast with you, feeding themselves without fear: clouds they are without water, carried about of winds; trees whose fruit withereth, without fruit, twice dead, plucked up by the roots;

13 Raging waves of the sea, foaming out their own shame; wandering stars, to whom is reserved the blackness of darkness for ever.

14 And Enoch also, the seventh from Adam, prophesied of these, saying, Behold, the Lord cometh with ten thousand of his saints,

15 Om gerigt te houden tegen 15 To execute judgment upon all, allen, en te straffen alle goddeloo- and to convince all that are ungodzen onder hen, van wege alle hun-ly among them of all their ungodly ne goddelooze werken, die zij god- deeds which they have ungodly delooslijk gedaan hebben, en van committed, and of all their hard wege alle de harde woorden, die speeches which ungodly sinners de goddelooze zondaars tegen hem have spoken against him. gesproken hebben.

16 Dezen zijn murmureerders, klagers over hunnen staat, wandelende naar hunne begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opge

16 These are murmurers, complainers, walking after their own lusts; and their mouth speaketh great swelling words, having men's

blazene dingen, verwonderende | persons in admiration because of zich over de personen om des voor- advantage. deels wil.

17 Maar geliefden! gedenkt gij der woorden, die voorzegd zijn van de apostelen onzes Heeren Jezus Christus:

18 Dat zij u gezegd hebben, dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die naar hunne goddelooze begeerlijkheden wandelen zullen.

19 Dezen zijn 't, die zich zelven afscheiden, natuurlijke menschen, den Geest niet hebbende.

20 Maar geliefden! bouwt gij u zelven op uw allerheiligst geloof, biddende in den Heiligen Geest; 21 Bewaart u zelven in de liefde

Gods, verwachtende de barmhartigheid onzes Heeren Jezus Christus ten eeuwigen leven.

22 En ontfermt u wel over eenigen, onderscheid makende;

23 Maar behoudt anderen door vreeze, en grijpt ze uit het vuur; en haat ook den rok, die van het vleesch bevlekt is.

24 Hem nu, die magtig is u van struikelen te bewaren, en onstraffelijk te stellen voor zijne heerlijkheid, in vreugde,

17 But, beloved, remember ye the words which were spoken before of the apostles of our Lord Jesus Christ;

18 How that they told you there should be mockers in the last time, who should walk after their own ungodly lusts.

19 These be they who separate themselves, sensual, having not the Spirit.

20 But ye, beloved, building up yourselves on your most holy faith, praying in the Holy Ghost,

21 Keep yourselves in the love of God, looking for the mercy of our Lord Jesus Christ unto eternal life.

22 And of some have compassion, making a difference:

23 And others save with fear, pulling them out of the fire; hating even the garment spotted by the flesh.

24 Now unto him that is able to keep you from falling, and to present you faultless before the presence of his glory with exceeding joy,

25 To the only wise God our Saviour, be glory and majesty, dominion and power, both now and

25 Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en magt, beide nu en in alle eeuwigheid! Amen. | ever.

Amen.

[blocks in formation]

heeft om zijnen dienstknechten te toonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die hij door zijnen engel gezonden, en zijnen dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft;

2 Welke het woord Gods betuigd heeft, en het getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft.

3 Zalig is hij, die leest, en zijn zij, die hooren de woorden dezer profetie, en die bewaren hetgeen in dezelve geschreven is; want de tijd is nabij!

4 Johannes aan de zeven gemeenten, die in Azië zijn: genade zij u en vrede van hem die is, en die was, en die komen zal; en van de zeven Geesten, die voor zijnen troon zijn;

[blocks in formation]

be unto you, and peace, from him which is, and which was, and which is to come; and from the seven Spirits which are before his throne; 5 En van Jezus Christus, die de 5 And from Jesus Christ, who is getrouwe getuige is, de eerstgebo- the faithful Witness, and the Firstrene uit de dooden, en de overste begotten of the dead, and the der koningen der aarde. Hem, Prince of the kings of the earth. die ons heeft liefgehad, en ons van Unto him that loved us, and washonze zonden gewasschen heeft ined us from our sins in his own zijn bloed, blood,

6 En die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters Gode en zijnen Vader; hem, zeg ik, zij de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid! Amen.

7 Ziet, hij komt met de wolken, en alle oog zal hem zien, ook degenen, die hem doorstoken hebben; en alle geslachten der aarde zullen over hem rouw bedrijven; ja, amen.

8 Ik ben de Alpha en de Omega, het begin en het einde, zegt de Heere, die is, en die was, en die komen zal, de Almagtige.

9 Ik, Johannes, die ook uw broeder ben, en medegenoot in de verdrukking, en in het koningrijk, en in de lijdzaamheid van Jezus Christus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods, en om het getuigenis van Jezus Christus.

10 En ik was in den geest op den

6 And hath made us kings and priests unto God and his Father; to him be glory and dominion for ever and ever. Amen.

7 Behold, he cometh with clouds; and every eye shall see him, and they also which pierced him: and all kindreds of the earth shall wail because of him. Even so, Amen.

8 I am Alpha and Omega, the beginning and the ending, saith the Lord, which is, and which was, and which is to come, the Almighty.

9 I John, who also am your brother, and companion in tribulation, and in the kingdom and patience of Jesus Christ, was in the isle that is called Patmos, for the word_of God, and for the testimony of Jesus Christ.

10 I was in the Spirit on the

« السابقةمتابعة »