صور الصفحة
PDF
النشر الإلكتروني

dat wel de voorbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn, door deze dingen gereinigd werden, maar de hemelsche dingen zelven door betere offeranden dan deze. 24 Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om u te verschijnen voor het aangezigte Gods voor ons;

25 Noch ook, opdat hij zich zelven dikmaals zoude opofferen, gelijk de hoogepriester alle jaar in het heiligdom ingaat met vreemd bloed;

26 (Anders had hij dikmaals moeten lijden van de grondlegging der wereld af) maar nu is hij éénmaal in de voleinding der eeuwen geopenbaard, om de zonde te niet te doen, door zijne eigene offerande.

27 En gelijk het den menschen gezet is, éénmaal te sterven, en daarna het oordeel;

28 Alzoo ook Christus, éénmaal geofferd zijnde om veler zonden weg te nemen, zal ten anderen maal zonder zonde gezien worden van degenen, die hem verwachten tot zaligheid.

HOOFDSTUK X.

that the patterns of things in the heavens should be purified with these; but the heavenly things themselves with better sacrifices than these.

24 For Christ is not entered into the holy places made with hands, which are the figures of the true; but into heaven itself, now to appear in the presence of God for us:

25 Nor yet that he should offer himself often, as the high priest entereth into the holy place every year with blood of others;

26 For then must he often have suffered since the foundation of the world: but now once in the end of the world hath he appeared to put away sin by the sacrifice of himself."

27 And as it is appointed unto men once to die, but after this the judgment:

28 So Christ was once offered to bear the sins of many; and unto them that look for him shall he appear the second time without sin unto salvation.

CHAPTER X.

OR the law having a shadow of

WANT de wet, hebbende
schaduw der toekomende FOR

good things to come, and not the very image of the things, can never with those sacrifices which they offered year by year contide-nually, make the comers thereunto perfect.

goederen, niet het beeld zelf der zaken, kan met dezelfde offeranden, die zij alle jaar gedurig opofferen, nimmermeer heiligen genen, die daar toegaan.

2 Anders zouden zij opgehouden hebben geofferd te worden, omdat degenen, die de dienst pleegden, geene bewustheid meer zouden hebben der zonden, éénmaal gereinigd geweest zijnde;

3 Maar nu geschiedt in dezelve alle jaar weder gedachtenis der zonden.

4 Want het is onmogelijk, dat

2 For then would they not have ceased to be offered? because that the worshippers once purged should have had no more conscience of sins.

3 But in those sacrifices there is a remembrance again made of sins every year.

4 For it is not possible that the

het bloed van stieren en bokken de zonden wegneme.

5 Daarom, zegt hij, komende in de wereld Slagtoffer en offerande hebt gij niet gewild, maar gij hebt mij het ligchaam toebereid; 6 Brandofferen en offer voor de zonde hebben u niet behaagd: 7 Toen sprak ik: Zie ik kom, (in het begin des boeks is van mij geschreven) om uwen wil te doen, o God!

8 Als hij te voren gezegd had: Slagtoffer, en offerande, en brandoffers, en offer voor de zonde hebt gij niet gewild, noch hebben u behaagd; (welke naar de wet geofferd worden)

9 Toen sprak hij: Zie, ik kom, om uwen wil te doen, o God! Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen;

10 In welken wil wij geheiligd zijn door de offerande des ligchaams van Jezus Christus, énmaal geschied. 11 En een iegelijk priester stond wel elken dag dienende, en dezelfde slagtofferen dikmaals offerende, die de zonden nimmermeer kunnen wegnemen ;

12 Maar deze, één slagtoffer voor de zonden geofferd hebbende, is in eeuwigheid gezeten aan de regter-hand Gods;

13 Voorts verwachtende, tot dat zijne vijanden gesteld worden tot eene voetbank zijner voeten.

14 Want met ééne offerande heeft hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden. 15 En de Heilige Geest getuigt het ons ook.

16 Want nadat hij te voren gezegd had: Dit is het verbond, dat ik met hen maken zal na die dagen, zegt de Heere, ik zal mijne wetten geven in hunne harten, en ik zal die inschrijven in hunne verstanden;

blood of bulls and of goats should take away sins.

5 Wherefore, when he cometh into the world, he saith, Sacrifice and offering thou wouldst not, but a body hast thou prepared me : 6 In burnt-offerings and sacrifices for sin thou hast had no pleasure. 7 Then said I, Lo, I come (in the volume of the book it is written of me) to do thy will, O God.

8 Above, when he said, Sacrifice and offering and burnt-offerings and offering for sin thou wouldest not, neither hadst pleasure therein ; which are offered by the law;

9 Then said he, Lo, I come to do thy will, O God. He taketh away the first, that he may establish the second.

10 By the which will we are sanctified through the offering of the body of Jesus Christ once for all.

11 And every priest standeth daily ministering and offering oftentimes the same sacrifices, which can never take away sins:

12 But this man, after he had offered one sacrifice for sins, for ever sat down on the right hand of God;

13 From henceforth expecting till his enemies be made his footstool.

14 For by one offering he hath perfected for ever them that are sanctified.

15 Whereof the Holy Ghost also is a witness to us: for after that he had said before,

16 This is the covenant that I will make with them after those days, saith the Lord; I will put my laws into their hearts, and in their minds will I write them;

17 En hunne zonden en hunne 17 And their sins and iniquities ongeregtigheden zal ik geenszins will I remember no more. meer gedenken.

18 Waar nu vergeving derzelve is, daar is geene offerande meer voor de zonde.

19 Dewijl wij dan, broeders! vrijmoedigheid hebben, om in te gaan in het heiligdom, door het bloed van Jezus,

20 Op eenen verschen en levenden weg, welken hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door zijn vleesch;

18 Now where remission of these is, there is no more offering for sin.

19 Having therefore, brethren, boldness to enter into the holiest by the blood of Jesus,

20 By a new and living way, which he hath consecrated for us, through the vail, that is to say, his flesh;

21 And having an high priest over the house of God;

21 En dewijl wij hebben eenen grooten priester over het huis Gods; 22 Zoo laat ons toegaan met een 22 Let us draw near with a true waarachtig hart, in volle verze- heart, in full assurance of faith, kerdheid des geloofs, onze harten having our hearts sprinkled from gereinigd zijnde van het kwaad an evil conscience, and our bodies geweten, en het ligchaam gewas-washed with pure water. schen zijnde met rein water,

23 Laat ons de onwankelbare belijdenis der hope vast-houden; (want die het beloofd heeft, is getrouw)

24 En laat ons op malkander acht nemen, tot opscherping der liefde en der goede werken;

25 En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar malkander vermanen; en dat zoo veel te meer, als gij ziet, dat de dag nadert.

26 Want zoo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zoo blijft er geen slagtoffer meer over voor de zonden;

27 Maar eene schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden.

28 Als iemand de wet van Mozes heeft te niet gedaan, zoo sterft hij zonder barmhartigheid, onder twee of drie getuigen;

29 Hoe veel te zwaarder straf, meent gij, zal hij waardig geacht worden, die den Zone Gods vertreden, en het bloed des testaments onrein geacht heeft, waardoor hij geheiligd was, en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan?

23 Let us hold fast the profession of our faith without wavering; for he is faithful that promised:

24 And let us consider one another, to provoke unto love, and to good works:

25 Not forsaking the assembling of ourselves together, as the manner of some is; but exhorting one another; and so much the more, as ye see the day approaching.

26 For if we sin wilfully after that we have received the knowledge of the truth, there remaineth no more sacrifice for sins,

27 But a certain fearful looking for of judgment and fiery indignation, which shall devour the adversaries.

28 He that despised Moses' law, died without mercy under two or three witnesses:

29 Of how much sorer punishment, suppose ye, shall he be thought worthy, who hath trodden under foot the Son of God, and hath counted the blood of the covenant, wherewith he was sanctified, an unholy thing, and hath done despite unto the Spirit of grace?

30 Want wij kennen hem, die gezegd heeft: Mijne is de wraak, ik zal het vergelden, spreekt de Heere. En wederom: De Heere zal zijn volk ooordeelen.

31 Vreeselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods.

32 Doch gedenkt der vorige dagen, in welke gij, nadat gij verlicht | zijt geweest, veel strijd des lijdens hebt verdragen,

33 Ten deele, toen gij door smaadheden en verdrukkingen een schouwspel geworden zijt; en ten deele, toen gij gemeenschap gehad hebt met degenen, die alzoo gehandeld werden.

34 Want gij hebt ook met mijne banden medelijden gehad, en de rooving uwer goederen met blijdschap aangenomen, wetende, dat gij hebt in u zelven een beter en blijvend goed in de hemelen.

35 Werpt dan uwe vrijmoedigheid niet weg, welke eene groote vergelding des loons heeft.

36 Want gij hebt lijdzaamheid noodig, opdat gij, den wille Gods gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen.

37 Want nog een zeer weinig tijds, en hij, die te komen staat, zal komen, en niet vertoeven.

38 Maar de regtvaardige zal uit het geloof leven; en zoo iemand zich onttrekt, mijne ziel heeft in hem geen behagen.

39 Maar wij zijn niet van degenen, die zich onttrekken ten verderve, maar van degenen, die gelooven tot behouding der ziel

HOOFDSTUK XI.

ET geloof nu is een vaste

dingen,

30 For we know him that hath said, Vengeance belongeth unto me, I will recompense, saith the Lord. And again, the Lord shall judge his people.

31 It is a fearful thing to fall into the hands of the living God.

32 But call to remembrance the former days, in which, after ye were illuminated, ye endured a great fight of afflictions;

33 Partly, while ye were made a gazing-stock both by reproaches and afflictions; and partly, while ye became companions of them that were so used.

34 For ye had compassion of me in my bonds, and took joyfully the spoiling of your goods, knowing in yourselves that ye have in heaven a better and an enduring substance.

35 Cast not away therefore your confidence, which hath great recompense of reward.

36 For ye have need of patience, that, after ye have done the will of God, ye might receive the promise.

37 For yet a little while, and he that shall come will come, and will not tarry.

38 Now the just shall live by faith: but if any man draw back, my soul shall have no pleasure in him.

39 But we are not of them who draw back unto perdition; but of them that believe to the saving of the soul.

CHAPTER XI.

faith is the substance of

N things hoped for, the evidence

hoopt, en een bewijs der zaken, | of things not seen: die men niet ziet.

2 Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen.

3 Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzoo dat de dingen,

2 For by it the elders obtained a good report.

3 Through faith we understand that the worlds were framed by the word of God, so that things

die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. 4 Door het geloof heeft Abel eene meerdere offerande Gode geofferd dan Kain, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij regtvaardig was, alzoo God over zijne gaven getuigenis gaf; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.

5 Door het geloof is Enoch weggenomen geweest, dat hij den dood niet zoude zien; en hij werd niet gevonden, omdat God hem weggenomen had; want vóór zijne wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde.

6 Maar zonder geloof is het onmogelijk, Gode te behagen. Want die tot God komt, moet gelooven dat hij is, en een belooner is dergenen, die hem zoeken.

7 Door het geloof heeft Noach, door goddelijke aanspraak onderrigt zijnde aangaande de dingen, die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der regtvaardigheid, die naar het geloof is. 8 Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zoude; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zoude.

9 Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Isaak en Jakob, die medeërf genamen waren derzelfde belofte. 10 Want hij verwachtte de stad, die fondamenten heeft, welker kunstenaar en bouwmeester God

is.

11 Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen om zaad te geven, en boven den tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard; over

which are seen were not made of things which do appear.

4 By faith Abel offered unto God a more excellent sacrifice than Cain, by which he obtained witness that he was righteous, God testifying of his gifts: and by it he being dead yet speaketh.

5 By faith Enoch was translated, that he should not see death; and was not found, because God had translated him for before his translation he had this testimony, that he pleased God.

6 But without faith it is impossible to please him: for he that cometh to God must believe that he is, and that he is a rewarder of them that diligently seek him.

7 By faith Noah, being warned of God of things not seen as yet, moved with fear, prepared an ark to the saving of his house; by the which he condemned the world, and became heir of the righteousness which is by faith.

8 By faith Abraham, when he was called to go out into a place which he should after receive for an inheritance, obeyed; and he went out not knowing whither he went.

9 By faith he sojourned in the land of promise, as in a strange country, dwelling in tabernacles with Isaac and Jacob, the heirs with him of the same promise :

10 For he looked for a city which hath foundations, whose builder and maker is God.

11 Through faith also Sarah herself received strength to conceive seed, and was delivered of a child when she was past age, because

« السابقةمتابعة »